Er waggelde een loopeend door een weiland. Kaarsrecht, met z’n kop in de lucht. Hij zag er grappig uit, alsof hij armen miste, en ik besloot er eentje van klei te maken. Maar toen ik me meer in de loopeend verdiepte, ontdekte ik dat-ie eigenlijk nooit alleen is. Ze hobbelen in een grote groep achter elkaar aan, allemaal in dezelfde richting. Daarom kreeg mijn loopeend vrienden en vriendinnen. Nu zijn ze met z’n dertigen. Samen, maar allemaal verschillend.